16 mei 2022

Bert Scholte | zaaltekst

 

 OVER HET WERK VAN BERT SCHOLTEN, EEN HEDENDAAGSE VERHALENVERTELLER

 

 

‘Theater is te veel een rol. Opvoering is te klassiek. Happening heeft te veel met oproer te maken. Flashmob is te irritant. Presentatie is te formeel. Performance komt het meest dichtbij, maar is te kunst-achtig.’

 

Dit zegt Bert Scholten als je hem naar het karakter van zijn werk vraagt. En niet alleen de kunstenaar kan dit karakter niet direct benoemen. Bij het bekijken en beluisteren van zijn werk, dat meestal verschillende soorten kunst met elkaar vermengt, kunnen we niet meteen zeggen wat we zojuist hebben meegemaakt. Zo’n ervaring is soms op zich al bijzonder, maar de belevenis van het werk kan zich verdiepen als we ons in de werkwijzen en doelen van de kunstenaar inleven. Daarom zal hier de ontwikkeling van Bert als kunstenaar en het verloop van zijn werk besproken worden, waardoor ook inzichtelijk wordt hoe het nieuwe werk, dat nu in Galerie Block C getoond wordt, in zijn oeuvre past.

 

Bert gebruikt aspecten van muziek, theater, grafische vormgeving en beeldende kunst en dat hij hiertoe in staat is, heeft onder andere met zijn artistieke ontwikkeling te maken. Het centrum hiervan is de muziek die hij van huis uit meekreeg en later in het openbaar ging beoefenen. Hij begon met drummen, het bespelen van de vibrafoon en zingen. Hier is een beeldend component bijgekomen, omdat Bert als grafische vormgever is opgeleid en tot op heden in de ritmes van letters en in structuren geïnteresseerd is. Op Academie Minerva (Groningen), waar hij op de autonome afdeling studeerde, koos hij zijn eigen pad door zijn muzikale en beeldende belangstellingen aan elkaar te koppelen. Hij ging muzikale samenwerkingen aan en richtte experimentele muziekgroepen op, waarvoor hij posters ontwierp en cd-r’s met zelfgemaakte hoezen uitgaf. Zijn beeldende interesse werkte hij ook uit in animaties, waarin hij zich aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent had bekwaamd. Deze animaties zijn vertellend en geven blijk van het zorgvuldig observeren van het gedrag van mensen.

                  Terwijl hij aan de academie studeerde, werkte Bert bij het poppodium Vera en het daarmee verbonden collectief van ontwerpers/kunstenaars Owsum (Groningen). Bij Vera maakte hij muziekposters en leerde hij veel over de praktijk van het handmatig ontwerpen. Omdat het vooral de muziek was die beide instellingen met elkaar verbond, werd Bert opgenomen in de wereld van de pop-, noise- en experimentele muziek en de daaraan gerelateerde beeldende kunst. Hij raakte ook betrokken bij de galerie van Owsum en functioneerde als medeorganisator en decorontwerper bij experimentele concerten, waarvan het Scenery Festival (2010) het toppunt was. 

                  Tot 2015 maakte hij deel uit van de band Earth Control, maar tijdens het Incubate Festival (Tilburg 2015) ging hij onder zijn eigen naam optreden met ‘figuratieve popmuziek’, waarin het leven van de bezongen personages het figuratieve deel vormde. Zingzeggend en begeleid door zijn eigen elektronische muziek, bracht Bert hier zijn empathische, maar ook licht ironische observaties van mensen en gebeurtenissen in het dagelijks leven ten gehore. De bewegingen van zijn stem en de ritmische, soms schrille muziek ondersteunen of overtreffen elkaar, waarbij het verhaal soms op de voorgrond treedt en soms in de gecompliceerde geluiden opgaat. Tussen het alledaagse dook er plotseling een historische figuur op, namelijk Étienne de Silhouette die in de 18de eeuw tevergeefs het Franse belastingsysteem trachtte te hervormen. Toen hij als minister van financiën ontslagen werd, omdat hij geen rekening hield met de privileges van de rijken, kreeg hij als enige troost een sympathiserende brief van Jean Jacques Rousseau. Vervolgens wijdde hij zich aan het maken van silhouetten, een kniptechniek die naar hem vernoemd is.

                  Bert besefte nu dat hij door de werkelijkheid met fantasie te vermengen, specifieke werken kon maken en merkte dat anderen dit ook waarderen. In 2016 kreeg hij de Hendrik de Vriesstipendium (Groningen) ter gelegenheid waarvan hij zijn lied over De Silhouette, dat hij uitgebreid had, weer opvoerde. Ditmaal was een houten object, dat de brief van Rousseau voorstelde, onderdeel van de performance. De geabstraheerde woorden van de brief werden tijdens het optreden door Bert gemanipuleerd, waardoor hij dit element van het lied extra benadrukte. De jury waardeerde zijn engagement, zijn speelse en ironische werkwijze en keek uit naar de verdere ontwikkeling van zijn eigenzinnig werk. 

                  De vondst van De Silhouette bleek belangrijk en zorgde ervoor dat Bert zijn alledaagse onderwerpen met historische gegevens kon verbinden. Hij richtte zich vervolgens op markante personages uit het recente en historische verleden van Noord-Nederland. In 2018 deed hij met het project ‘Verhelder’ mee aan de kunstmanifestatie Marker (Groningen). Hier stelde hij noordelijke personages centraal, zoals straatzanger Jan de Roos, de historicus Johan Huizinga, de industrieel Willem Albert Scholten en het Meisje van Yde, een Drents veenlijk. Gedurende de manifestatie trad hij zelf op met voorgelezen teksten en werkte ook samen met onder andere, dove en slechthorende studenten en met tieners. Doorfantaserend op werkelijke gebeurtenissen werden zo verschillende theatrale vormen gerealiseerd. 

                  Toen hij zijn werk ging verbreden, begon Bert meer te reflecteren over de samenhang van zijn performances en de plaatsen waar hij ze opvoerde. Hij begreep dat de verscheidenheid van zijn werk een kwaliteit was die hij moest behouden, maar wilde alles op een mooiere en meer vanzelfsprekende manier bijeenbrengen dan eerst het geval was. Hij vroeg zich af of zijn werk in een galerie of in de publieke ruimte 

moest worden opgevoerd, wat het verschil tussen beide locaties was en welke invloed de instituten uitoefenden, waarmee hij samenwerkte. Daarnaast had hij ook vragen over de manier van documenteren en wat het echte kunstwerk eigenlijk was: de tijdelijke performance of de blijvende documentatie ervan? Om antwoorden te verkrijgen en zich verder te ontwikkelen, meldde hij zich aan bij de Rijksakademie (Amsterdam), waar hij werd aangenomen en gedurende 2018 en 2019 verbleef.

                  Tijdens zijn residentie aan de Rijksakademie, publiceerde hij de podcast ‘Niks was minder waar’ (2018) voor de VPRO en bracht een LP uit met de titel ‘Fysieke Biografieën’ (2019). In deze audiowerken ontleende Bert materiaal aan de geschiedenis, berichten uit lokale kranten, twitter en interviews om liederen te maken over markante personages, mensentypes en verschillende streken in Noord-Nederland. Hiervoor gebruikte hij meerdere genres teksten, zoals de autobiografie, de voordracht, de monoloog en de opsomming. In deze audiowerken moduleerde hij zijn stem naar de genres van de teksten en naar de personages wiens rol hij zingend/vertellend aannam. De bijzondere klanken van zijn muziek die zijn stem soms begeleiden, dan weer overstemmen, zorgen voor een losse samenhang, waardoor zijn liederen fris overkomen. Hoewel Bert al eerder in de geschiedenis van de noordelijke provincies geïnteresseerd was – hij komt zelf uit Drenthe – kreeg hij nu ook meer aandacht voor bepaalde streken met hun eigen taal, tradities en gebruiken die hij in zijn performances met recente gebeurtenissen verbond. 

                  Op de Rijksakademie had hij veel aan adviseurs uit zeer verschillende disciplines die hem hielpen om meer kennis te verkrijgen van taal, manieren van vertellen, het theatrale en de kracht van lokale geschiedenissen. Hij voelde zich thuis tussen gelijkgezinden en realiseerde zich dat hij als kunstenaar een dubbele rol speelde door zowel outsider als insider te zijn in de maatschappij, waarbij zijn eigen initiatieven als kunstenaar telkens in balans moesten worden gebracht met de ‘gunsten’ van de instituten. 
                  In 2019 nam Bert deel aan de Rijksakademie Open met een performance, waarin hij zijn engagement aan zijn interesse voor lokale geschiedenissen paarde. Hij hield zich al een poos bezig met de protesten tegen het windmolenpark dat in het Drentse Mondengebied verrijst. Dit is een gebied waar de veengronden eeuwenlang zijn afgegraven, toen turf nog als brandstof werd gebruikt. In de turfwinning was Bert ook al langer geïnteresseerd, getuige de nummers op zijn LP: ‘Bank-Dreugerswallen’, waarin hij oude termen van het turfsteken, opsomde en het moordlied ‘Mina Koes’. Na de krantenberichten gelezen te hebben over de hevigheid van de protesten tegen de windmolens, ging hij daar mensen interviewen en besefte dat de protesten niet alleen over de tegenwoordige windmolens gingen, maar ook met de tijd van de veenkoloniën te maken hadden, toen het klassenverschil tussen de rijke landeigenaren en de van hen afhankelijke, arme arbeiders zeer groot was. Ook nu werden de landeigenaren bevoordeeld, omdat zij veel geld verdienden aan het plaatsen van de molens op hun grond. De armere inwoners hadden geen directe baat bij de molens, maar kregen wel met de nadelen te maken, zoals het constante, lage bromgeluid van de wieken en de flinke slagschaduw bij zonnig weer. De eigenlijke reden van de protesten leek dus het onrecht te zijn dat onbewust uit het verleden naar boven was gekomen op het moment dat mensen zich weer achtergesteld en machteloos voelden.

                  In de tijd dat hij materiaal over de protesten verzamelde, was Bert ook op zoek naar informatie over de mondelinge overlevering van verhalen via liederen uit de tijd dat nog weinig mensen konden lezen. Hij kwam erachter dat een oud lied over een roverhoofdman, waarin tegenstellingen tussen mensen bezongen werden, zich in het Mondengebied afspeelde en dat het lied in verschillende lengtes was overgeleverd. In het dorp 2de Exloërmond, waar het lied de meeste strofes had, liet Bert het aan inwoners lezen en vroeg naar een verklaring van de ongewone lengte ervan. Niemand kende het lied. Wel reageerden ze erop met het woord ‘strijdbaar’, met verhalen over de godsdienstige verdeeldheid in het dorp en over de verschillen tussen arm en rijk ten tijde van de turfwinning. Bij de Open Studios voerde Bert vervolgens een performance uit die hij het ‘Lied van de ingeslikte woorden’ noemde. Hierin verwerkte hij echo’s uit het verleden die zowel bij het lezen van het lied over de roverhoofdman als tijdens de protesten tegen de windmolens naar boven waren gekomen. Op deze wijze ontstond een nieuw protestlied, waarin strijdbaarheid met onmacht werd verweven.

                  De manier van informatie verzamelen die hiervoor beschreven is, past Bert bij elk van zijn projecten toe, waarbij hij contact zoekt met de mensen wiens verhalen hij verwerkt. Dit lukt het beste als hij wat langer op een plaats of in een streek kan verblijven en in 2020 kreeg hij hier een kans voor. Hij werd uitgenodigd door de cultuurinstelling het resort die in Groningen residenties aanbiedt aan kunstenaars die met lokale geschiedenissen willen werken. Vanwege zijn interesse in de veenkoloniën, koos Bert voor een residentie in Pekela (Oost-Groningen). Deze gemeente bestaat uit drie lintdorpen langs een kanaal, ooit gegraven voor het vervoer van turf en bekend geworden om de vele strokartonfabrieken die er vanaf de tweede helft van 19de eeuw tot het begin 20ste eeuw gevestigd waren. Door veel Nederlanders wordt dit als een cultureel onderontwikkeld gebied beschouwd, maar vanwege zijn kennis van de turfwinning vermoedde Bert dat hij hier interessante dingen kon vinden.

                  Voor het project ‘Nat Karton’ verbleef hij een maand op een camping park in Oude Pekela. Geregeld liep hij door de dorpen, luisterde naar en sprak met mensen over hun taal, gewoontes en herinneringen. Daarnaast werkte hij enkele dagen in een oude strokartonfabriek, waar demonstraties van deze industrie worden gegeven. Oorspronkelijk wilde hij in Pekela een nieuwe performance opvoeren, maar Covid trok een streep door zijn rekening. Omdat hij de Pekelders, zoals de inwoners heten, iets wilde teruggeven voor de 

mooie manier waarop zij hem hadden ontvangen, maakte hij een krant voor hen. Hierin liet hij zijn tekeningen van Pekela vergezeld gaan van vergeten woorden (van het turfsteken en het maken van strokarton), een nieuwe muziekcompositie en van oude liederen, waaronder een moordlied. Tevens deed hij voorstellen aan de inwoners hoe zij hun gebruiken en culturele identiteit zouden kunnen bewaren en uitbreiden. De vergeten woorden zouden in nieuwe contexten weer gebruikt kunnen worden, de oude liederen zouden weer gezongen kunnen worden en de nieuwe muziek die Bert componeerde, zou bij hoogtijdagen door twee draaiorgels aan weerszijden van het kanaal simultaan gespeeld kunnen worden. De krant was een geschenk aan de Pekelders en daarom bezorgde Bert deze zelf, met een oud PTT-karretje, in alle brievenbussen. Om deze gebeurtenis vast te leggen, maakte hij een video die hij in Groningen toonde.

                  In 2021 werd Bert door de culturele Werkplaats Molenwijk, Framer Framed in Amsterdam-Noord uitgenodigd voor een residentie die zo’n vier maanden duurde. Als thema voor dit verblijf koos hij de koekplanken die hij als erfenis van zijn grootvader – die bakker was – in zijn ouderlijk huis had aangetroffen. Al eerder had hij zich zowel in de geschiedenis van het brood als in de functies van koekplanken verdiept om achter oude gebruiken en betekenissen te komen en hij had ook liederen over de planken gemaakt. Geef was de overkoepelende titel voor al zijn activiteiten in Molenwijk die over geven en ontvangen gingen, een thema dat al belangrijk was in Pekela, maar nu daadwerkelijk met de koekplanken te maken had. Koekplanken zijn de negatieve vormen, waarin deeg voor een koek geperst werd. Nadat het uit de plank was geslagen, nam het deeg de vorm van een dier of een mens aan die in de oven gebakken, bij bijzondere gelegenheden in de familiekring als geschenk kon dienen of waarmee je iemand ten huwelijk kon vragen. Bert kwam erachter dat de koeken in dier- en mensvormen meestal verborgen betekenissen hadden. Bij dieren, die van oude dieroffers zijn afgeleid, is de bedoeling van de gever – net als bij surprises – vaak onduidelijk. Krijg je bijvoorbeeld een varken, dan weet je dat dit een sneer is, maar niet welke eigenschap van het dier aan jou wordt toegedicht. De betekenis van de meeste koeken moest de ontvanger maar raden, waardoor spel en spanning, maar ook de mogelijkheid om publiekelijk beschaamd te worden, bij het geven van dit soort geschenken ging horen. 
                  Aanvankelijk bestond het deeg uit bloem en water. Toen echter luxueuzer ingrediënten, zoals suiker en boter werden toegevoegd, vervloeide het deeg en kwamen de koeken onduidelijker uit de oven. Later nam bij de houtsnijders het vakmanschap af door het machinaal vervaardigen van de planken. Toen de vormen steeds onduidelijker werden, gingen veel betekenissen verloren. Het speculaas, zoals deze soort koeken heten, is tot op heden in verkleinde vorm bewaard, maar is een koek onder de vele koeken geworden.

                  Bert is geïnteresseerd in sporen van het verleden die net als de eerder besproken echo’s van de geschiedenis weer naar boven kunnen komen als de omstandigheden ernaar zijn en als ze actief worden opgeroepen. Door gedurende zijn residentie workshops te organiseren, probeerde Bert oude betekenissen op te roepen en oude gebruiken in nieuwe vormen te laten herleven. Hij zette kinderen aan om naar aanleiding van de koekplanken fantasieverhalen te vertellen en tekeningen te maken, liedjes te zingen en zelfgemaakte koekjes weg te geven. Ook maakte hij een tentoonstelling van de koekplanken en hield hij enkele ‘balkonconcerten’ bij bewoners van de flats in Molenwijk die zich hiervoor hadden aangemeld. De video die hij hiervan maakte, laat zien hoe Bert op de balkons zijn litanieën over zijn associaties met de koeken ten gehore brengt, begeleid door sterk ritmische muziek en manipulaties van koekplanken. Tussen de liederen door legde hij de vormen en functies van de planken aan de bewoners uit bij wie vaak een herkenning optrad of herinneringen opkwamen. Eerder had hij gemerkt dat de koekplanken met vele aspecten van het leven te maken hadden, behalve met de dood. Daarom sloot hij zijn balkonconcerten af door een ruimte met de planken af te bakenen en daarin te gaan liggen, waarbij zijn lichaam de ontbrekende betekenis invulde die het speculaas eveneens zou kunnen hebben. 

                  Het nieuwe werk dat Bert in Galerie Block C toont, heeft de titel ‘Omdat de vraag naar lange stammen voor de fundering zo enorm groot was’ en omvat nieuwe tekeningen en een audiowerk, getiteld ‘Raft’. Het onderwerp wordt gevormd door de houtvlotten die eeuwenlang langs de Rijn voeren om Nederland van hout als bouwmateriaal te voorzien. Dit sluit aan bij de historische belangstelling van Bert, waarvoor hij nu een uitstapje naar Duitsland maakte. In Nederland bestond er in de 17de eeuw geen eigen houtproductie meer. Men moest de heipalen voor de huizenbouw en het hout voor de scheepsbouw uit onder andere het Zwarte Woud in Duitsland halen. Daar werden hele bossen gekapt om de stammen langs de berghellingen naar beneden te laten glijden, via kleinere rivieren naar de Rijn te laten drijven, waar ze tot grote houtvlotten bij elkaar werden gebonden. Zo’n vlot kon wel 300 meter lang en 15 meter breed zijn en moest stevig geconstrueerd worden, zodat het de honderden mannen kon huisvesten die de lange roeispanen bedienden. Bovendien moest het vlot kunnen scharnieren om de krommingen van de Rijn te volgen en zo veilig in Dordrecht aan te komen, waar het hout geveild werd. Pas eind jaren zestig kwam er een definitief einde aan deze bijzondere manier van hout transporteren en daarmee ook aan de avonturen van de vlotvaarders.

                  Net als bij zijn eerdere onderwerpen was Bert al langer in houtvlotten geïnteresseerd. In 2021 maakte hij een reis naar het Zwarte Woud om de oorsprong van de vlotten op te zoeken, waarvan het audiowerk ‘Raft’ getuigt dat hij voor het eerst in het kader van de Hamel Residency in Seoul presenteerde. We horen Bert lopen, klimmen en zwaar ademend vertellen over de geschiedenis van de houtvlotten en wat hij om zich heen ziet. Door elke stap, elke ademteug, het knappen van takjes onder zijn voeten, het waaien van de wind en het tikken van de regen hoorbaar te maken, zorgt Bert ervoor dat we deelgenoot kunnen worden van zijn ervaringen. Ondertussen fantaseert hij over het maken van een miniatuur vlot, vereenzelvigt hij zich met de boomstammen en leeft zich in de ervaringen van de vlotvaarders in. Ook maakt hij het ‘wateren’ van de boomstammen mee, een behandeling waardoor ze duurzamer worden en hij roept ons op, door het harde geluid van het stromende water heen, om voor de nog staande en de al gekapte bomen te zorgen.

                  Zo afwisselend als de geluiden en de verhalen in dit audiowerk, zijn ook de tekeningen die allerlei associaties rondom het hout zowel tonen als vertellen. Ze laten onder andere het kappen van het hout, het bouwen en het uiterlijk van de vlotten en het behandelen van het hout zien. Bert maakte de tekeningen met pen en inkt, potlood en grafietstift, waarbij hij soms kloeke, strakke lijnen trekt om dan weer de fijne structuren van het hout en de stroming van het water weer te geven. Een enkele keer slaat hij met de grafietstift op het papier en genereert zo een nieuw soort schrift dat verband houdt met flarden van teksten en met mensfiguren die helemaal uit tekst bestaan. In het wit uitgespaard, doemen de mensfiguren als geesten van de vroegere vlotvaarders op, wiens stemmen in lussen van woorden op kleinere vellen verschijnen. De teksten op de tekeningen komen uit verschillende bronnen, waaronder het werk ‘Raft’, en behoren tot verschillende genres, zoals de uitroep, de inleiding en het onderschrift. Ze komen tot ons als stemmen zowel uit het verleden, toen er in Nederland geen hout meer was om te bouwen en het elders gehaald moest worden, als het heden, waarin vanwege klimaatmaatregelen niet genoeg woningen kunnen worden gebouwd en er nu woningnood heerst. Op deze wijze laat Bert ons, net als in zijn liederen, continuïteiten in de geschiedenis zien die we maar al te gemakkelijk vergeten.

                  

Hoe verschillend de soorten kunst zijn die Bert ook gebruikt en hoe verwarrend zijn werk bij een eerste ontmoeting ook kan overkomen, in zijn werken zijn patronen te herkennen die alles bij elkaar houden. De belangrijkste hiervan worden door Bert paarsgewijs gebruikt. Hij is geïnteresseerd in zowel het heden als het verleden, observeert hij het alledaagse en gaat tegelijk op zoek naar het historische, houdt zich met de cultuur van groepen bezig en wil zich ook inleven in individuen. En zoals hij zelf zegt: staat hij met zijn ene been in de werkelijkheid en met het andere in de fantasie. Het duurde even voor hij dit besefte, maar nu streeft hij ernaar om deze tegenpolen in elk van zijn werken op verschillende manieren met elkaar te verbinden. 

                  Onder deze dialectische houding schuilt een kijk op de geschiedenis die niet lineair of circulair is, maar die op- en neergaande bewegingen vertoont. Daarom is Bert op zoek naar echo’s en sporen van het verleden die in het heden kunnen opduiken als een situatie daarvoor aanleiding geeft of er bij mensen behoefte aan bestaat. Zowel het heden als de opkomende echo’s/sporen uit het verleden vormen voor Bert de werkelijkheid die hij met zijn fantasie bewerkt, waarna hij de resultaten in de vorm van performances, verhalen, liederen, video’s en beelden aan anderen schenkt. En dit is ook de basis van zijn engagement. Maatschappelijke en politieke zaken registreert hij en door zijn onderwerpkeuze komt zijn werk vaak in politieke contexten terecht, maar in eerste instantie gaat hij altijd uit van zijn historische belangstelling en zijn empathie met mensen.    

                  Bekijken we zijn werk vanuit dit perspectief dan is het niet zo vreemd meer dat hij veel verschillende soorten kunst gebruikt. Om zijn werk goed te kunnen doen, zet hij al zijn mogelijkheden in die hij gelijkwaardig aan elkaar acht en die hij in zijn oeuvre met elkaar verweeft. Ze dienen alle hetzelfde doel, namelijk het ten gehore brengen van liederen en het vertellen van verhalen, met behulp van technieken uit de muziek, de grafische vormgeving, de beeldende kunst en het theater. 

                  Bert is dus een verhalenverteller die op zijn historische voorgangers lijkt, de meestervertellers uit de middeleeuwen (en later) die van dorp tot dorp trokken. Zij stelden hun verhalen samen uit hun eigen ervaringen en die van anderen en pasten ze aan de locaties aan, waar ze verbleven. Zij leverden geen informatie, zoals het nieuws op de televisie dat doet, maar vertelden over ervaringen, herinneringen en gebeurtenissen, vermengd met fantasie en doortrokken van moraal. Bert heeft veel overeenkomsten met deze vertellers, maar kent ook verschillen, want hij leeft in de 21ste eeuw en is een kunstenaar. Zijn werk moet hij met veel meer voorbereiding en aandacht uitvoeren dan zijn voorgangers, opdat het in de huidige cultuur standhoudt. En hij heeft de mogelijkheid om aan meerdere kunsten, technieken en vormen te ontlenen die de vroegere vertellers niet kenden. Bovendien wil hij mensen iets bieden en met zijn werk ook effect sorteren, maar geen morele lessen geven. Dat we zijn werk eerst als verwarrend ervaren, heeft met deze complexiteit te maken, maar als we er enigszins aan gewend raken, kunnen we van de geschenken genieten die hij ons aanbiedt.

 

 

Katalin Herzog, mei 2022.